Dag van de Humanitaire Hulp: Het belang van veiligheid en steun aan vrouwen en meisjes
In het licht van de Internationale Dag van de Humanitaire Hulp, zetten we vandaag zes vrouwelijke leiders in de schijnwerpers die mensen in tijden van crisis essentiële steun bieden. Van Gaza tot Oekraïne en Soedan, zij werken onvermoeibaar om humanitaire hulpverleners op de frontlinie van ‘s werelds meest urgente noodsituaties bij te staan.
Te midden van oorlog, natuurgeweld en door de mens veroorzaakte rampen, gaat hun werk door. Zij lopen niet alleen een verhoogd risico omdat ze zich in een crisissituatie bevinden, maar ook omdat ze simpelweg een vrouw zijn. Ze worden vaker blootgesteld aan alle vormen van geweld. Dus wat motiveert hen om al deze moeilijke uitdagingen aan te gaan en te overwinnen? Hun toewijding om een positieve, inclusieve en rechtvaardige toekomst te creëren – met name voor de vrouwen en meisjes die het meeste leed te verduren krijgen.
Het is cruciaal dat er meer vrouwelijke leiders worden betrokken bij humanitaire hulpacties, want zij zorgen ervoor dat steun is afgestemd op de specifieke behoeften van getroffenen, denk bijvoorbeeld aan leeftijd, geslacht of handicaps. In dit artikel vertellen zes vrouwelijke leiders niet alleen hoe we de veiligheid van vrouwelijke hulpverleners kunnen vergroten, maar ook hoe we vrouwen en meisjes kunnen voorzien van de steun die zij zo hard nodig hebben.
Ebtesam Ahmed, Soedan: Vrouwen hebben meer opleidingsmogelijkheden nodig
“Vrouwen in Soedan – zelfs ik als vrouwelijke leider – voelen veel druk omdat wij volgens traditie degenen zijn die verantwoordelijk zijn voor het gezin. Wij moeten ervoor zorgen dat iedereen te eten heeft en gezond is. Daarom zijn opleidingsmogelijkheden voor vrouwelijke medewerkers van groot belang. Vrouwen moeten een opleiding kunnen volgen als onderdeel van hun werk, omdat ze vaak al niet genoeg tijd hebben om hun huiselijke taken en betaalde werk te combineren.
Wij vrouwen horen al jarenlang dat we niet kunnen wat mannen kunnen, wat vaak versterkt wordt door mannelijke supervisors. Humanitaire organisaties moeten bijdragen aan het veranderen van deze sociale normen en manieren van denken in ons land. We zijn rolmodellen en hebben invloed op het bewustzijn van mensen. Door met vrouwelijke hulpverleners te praten, realiseren sommige deelnemers zich misschien wel dat het mogelijk is om hun dochters naar school te sturen en dat ze daarmee het leven van hun hele gemeenschap kunnen verbeteren.”
Ebtesam Ahmed is CARE’s Hoofd Programma’s en Activiteiten in Soedan.
Nahed Abu Iyada, Gaza: We moeten de beste hulpsystemen creëren voor vrouwen en meisjes die in een crisissituatie belanden
“De grootste uitdaging voor mij als hulpverlener is het gebrek aan veiligheid en zekerheid. Op dit moment is niemand in Gaza veilig. Er zijn al 40 duizend burgers en meer dan 280 hulpverleners gedood, evenals minstens 500 medische professionals.
De veiligheidssituatie is moeilijk voor iedereen in Gaza, maar vooral voor vrouwen en meisjes. Daarom heeft CARE plekken opgezet waar vrouwen en meisjes veilig terechtkunnen voor hulp. We moeten ervoor zorgen dat ze hun rechten kennen en toegang hebben tot essentiële middelen. Op de langere termijn is het belangrijk dat we programma’s opzetten die onderwijs- en economische kansen bieden, zodat we hun kwetsbaarheid voor uitbuiting en misbruik kunnen minimaliseren. Als hulpverleners moeten we continu bezig zijn met hoe we vrouwen en meisjes die geweld hebben overleefd op de beste manier kunnen ondersteunen. Op dit moment ligt de focus op overleven, maar we moeten er nog steeds voor zorgen dat we onze hulpverlening en humanitaire respons altijd aansluit bij de unieke behoeften van vrouwen en meisjes.
Als vrouw hoop ik dat ik andere vrouwen kan inspireren om hun dromen na te jagen. Als humanitaire hulpverlener wil ik stereotypen op basis van gender helpen doorbreken. Ondanks al het leed dat we samen moeten doorstaan, hoop ik dat we vrouwen en meisjes laten zien dat veel hulporganisaties worden geleid door vrouwen en dat wij allemaal – vrouwen, mannen, meisjes en jongens – alles eraan moeten doen om elkaar door dit verdriet heen te helpen.”
Nahed Abu Iyada is een medewerker voor het gezondheidsprogramma van CARE West Bank/Gaza.
Mona Sherpa, Nepal: Aandacht voor mentale gezondheid is van groot belang voor de veiligheid van humanitaire hulpverleners
“Werken in humanitaire noodsituaties kan extreem stressvol zijn. In Nepal hebben we te maken met mensen die alles zijn kwijtgeraakt door een ramp – en vaak zijn onze eigen medewerkers daar ook het slachtoffer van. Een van mijn grootste doelen als CARE Nepals landendirecteur is om een werkomgeving te creëren waarin collega’s zich écht op hun gemak voelen om over mentale gezondheid te praten en hulpsystemen hebben waar ze op kunnen vertrouwen.
Zodoende hebben we een samenwerking opgezet met hulpverleners die psychologische ondersteuning bieden, zodat onze medewerkers en hun families met iemand kunnen praten wanneer ze dat nodig hebben. In ons beleid is er veel aandacht voor mentale gezondheid. We bespreken wekelijks hoe we onze medewerkers kunnen ondersteunen en zorgen ervoor dat er altijd voldoende ruimte voor verlof en herstel is als we in een noodsituatie werken.
Voor de kwaliteit van ons werk is het zo belangrijk dat iedereen af en toe zijn stekker eruit kan trekken, om vervolgens doelgericht en met nieuwe energie terug te komen. Als we niet voor onze eigen mentale gezondheid zorgen, kunnen we niet alleen onszelf, maar ook onze gemeenschappen in gevaar brengen.”
Mona Sherpa is de landendirecteur van CARE Nepal.
Guerda Previlon, Haïti: Sterke relaties met organisaties binnen lokale gemeenschappen zijn essentieel
“Op dit moment is de situatie in Haïti waarschijnlijk slechter dan ooit. Bijna vijf miljoen mensen lijden honger, waarvan bijna twee miljoen mensen mogelijk binnenkort sterven of ernstige schade oplopen als er niet snel iets verandert. Meer dan 578 duizend mensen zijn ontheemd geraakt door het geweld van bendes en de politieke instabiliteit. Ze leven in zwaar overbevolkte kampen, waar er geen aparte toiletten of sanitaire voorzieningen voor vrouwen en meisjes zijn.
Ik heb in de loop der jaren geleerd om me te focussen op wat we wél kunnen veranderen, in plaats van gefrustreerd te raken door de politieke instabiliteit en slechte veiligheidssituatie. De beste manier om ervoor te zorgen dat ons werk succesvol is en onze medewerkers veilig zijn, is door sterke relaties op te bouwen met de mensen in de kampen en lokale organisaties – zij zijn ons klankbord en alarmsysteem. Via WhatsApp-groepen staan we in nauw contact met hen. Veel van deze organisaties zijn zelf op de vlucht. Zij weten precies wat de mensen in de kampen nodig hebben en vormen dus de brug tussen de getroffen gemeenschappen en onze hulpverleners. We voorzien hen van training, gezien de belangrijke rol die zij in onze humanitaire respons spelen.”
Guerda Previlon leidt CARE’s partnerorganisatie “Initiative pour le Développement des Jeunes” (IDEJEN), gericht op de ontwikkeling van jongeren.
Amina Nazma, Zuid-Soedan: Vrouwen moeten betrokken worden bij elke stap van het veiligheidsproces
“Veel van onze junior medewerkers zijn vrouwen. Zij zijn degenen die de meeste risico’s lopen, vooral seksueel geweld. Voor hun veiligheid is het van groot belang dat vrouwen betrokken worden in het beoordelen en beheren van veiligheidssituaties. Zo is het voor een vrouw die seksueel geweld heeft overleefd vaak makkelijker om hier met een andere vrouw over te praten. Ook weet een vrouw meestal beter dan haar mannelijke collega’s wat vrouwen nodig hebben om zich veilig te voelen.
In humanitaire crisissituaties lijden vrouwen en meisjes het meest. Wanneer mensen letterlijk moeten rennen voor hun leven, gaan vrouwen vaak minder snel omdat zij hun kinderen in hun armen hebben. Zwangere vrouwen zijn mogelijk helemaal niet in staat om weg te rennen. Bij alle vormen van humanitaire hulp moeten we voortdurend rekening houden met hun behoeften en veiligheid – en ik ben ervan overtuigd dat dit alleen mogelijk is met vrouwen aan het roer.”
Amina Nazma is CARE’s Security Officer in Oost- en Centraal-Afrika en houdt toezicht op de veiligheidssituatie in Zuid-Soedan, Soedan, Oeganda en Rwanda.
Anna Borysova, Oekraïne: De internationale gemeenschap moet lokale organisaties meer steunen
“Het grootste verschil tussen mannen en vrouwen die in de humanitaire sector werken, is hoe zij worden gezien. We worden vaak niet gerespecteerd of zelfs in diskrediet gebracht, alleen omdat we vrouwen zijn. We krijgen allemaal te maken met de gevaren van oorlog, maar als vrouw ervaar je veel meer druk vanuit de samenleving en seksistische sociale normen – en dan hebben we het nog niet eens over het verhoogde risico op geweld en intimidatie.
Vrouwen vereisen meer gespecialiseerde psychologische zorg om met deze enorme druk om te kunnen gaan. Bij CFSSS doen we er alles aan om hulp op het gebied van mentale gezondheid te bieden, maar om dit zo effectief mogelijk te doen hebben we meer steun nodig van internationale ngo’s en de internationale gemeenschap.”
Anna Borysova is de adjunct-directeur van CARE’s partnerorganisatie Charitable Foundation Stabilization Support Services (CFSSS) in Oekraïne.
Hoe kunnen we deze vragen beantwoorden?
Wat betreft het centraal stellen van vrouwen en meisjes in humanitaire acties, is er nog een lange weg te gaan. Een cruciale stap in dit proces is het vergroten van de steun voor lokale door vrouwen geleide organisaties. Door hun diepe kennis en bestaande relaties met gemeenschappen, zijn zij in tijden van crisis het best in staat om de specifieke behoeften van getroffenen – met name vrouwen en meisjes – te identificeren en daarop te reageren.
CARE roept de internationale gemeenschap op om nationale en lokale partijen, waaronder door vrouwen geleide organisaties, voldoende te ondersteunen zodat zij veiligheidsrisico’s beter kunnen minimaliseren. Deze steun omvat meer financiering voor veiligheid (voor onder meer apparatuur, training en medewerkers), evenals het uitwisselen van kennis en het centraal stellen van vrouwen en meisjes in plannen voor veiligheidsbeheer. Tot slot eisen we dat er een einde komt aan de aanvallen op humanitaire hulpverleners en dat partijen schuldig hieraan verantwoordelijk worden gehouden.