Beleidsbrief ontwikkelingshulp: Feit of fictie? 

Op 20 februari presenteerde Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp Reinette Klever de beleidsbrief ontwikkelingshulp, waarin een nieuwe koers voor ontwikkelingssamenwerking wordt uiteengezet. Morgenochtend wordt dit beleid in de Tweede Kamer besproken. Het kabinet stelt dat het nieuwe beleid niet alleen de landen en mensen steunt die deze hulp het meest nodig hebben, maar ook een investering is voor Nederland. Klopt deze voorstelling van zaken? In deze analyse toetsen we de uitspraken in de beleidsbrief om te bepalen of ze feit of fictie zijn. 

Dit artikel is geschreven door onze beleidsadviseur klimaatrechtvaardigheid Rosa van Driel en stagiair advocacy & communicatie Mees van Aanhold.

52% van actieve conflicten in nabuurregio’s – niet 80%

“We concentreren onze bijdrage op drie nabuurregio’s van Europa. Deze regio’s zijn belangrijk, omdat 80% van alle conflicten hier plaatsvinden. Bovendien lopen er meerdere drugs- en migratieroutes naar Europa doorheen: West-Afrika, de Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika (de MENA-regio),” stelt de beleidsbrief ontwikkelingshulp op pagina 5.

Het kabinet rechtvaardigt de exclusieve focus op drie nabuurregio’s – West-Afrika, de Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika (de MENA-regio) – door te stellen dat 80 procent van alle conflicten in de wereld hier plaatsvindt. Dit cijfer is echter onjuist. Volgens het Rule of Law in Armed Conflicts Project van de Geneva Academy zijn er momenteel 86 actieve conflicten wereldwijd, waarvan 45 in de genoemde regio’s. Dit is 52 procent van het totaal, niet 80 procent.

Door de foutieve voorstelling van zaken wordt bijna de helft van de mondiale conflicten genegeerd in het Nederlandse beleid. Het beperken van steun tot deze focusregio’s sluit andere kwetsbare gebieden uit en draagt bij aan een selectieve en geopolitiek gedreven benadering. Dit is in plaats van een strategie die gebaseerd is op mensenrechten en humanitaire behoeften.

Daarnaast zijn conflicten buiten deze focusregio’s door globalisering net zo goed een probleem voor de Nederlandse veiligheid en Nederlandse handelsbelangen. Volgens onderzoek van De Nederlandsche Bank is de Nederlandse welvaart juist bijzonder kwetsbaar voor de ontwrichting van het mondiale handelssysteem door geweld en conflict, ongeacht de plek waar ter wereld dit plaatsvindt. 

Dat dit beleid stabiliteit bevordert en migratie vermindert, is fictie

“We gaan ons meer richten op onze belangen, en op de thema’s die deze belangen ondersteunen. Daarbij zoeken we nadrukkelijk samenwerking waar zowel Nederland als ontvangende landen van profiteren. Hiermee willen we bijdragen aan meer welvaart, meer stabiliteit en minder migratie in de regio’s waar Nederland actief is. Want daar kunnen we met ontwikkelingshulp een waardevolle bijdrage aan leveren,” stelt de beleidsbrief op pagina 2

De beleidslijn om ontwikkelingssamenwerking sterker te richten op Nederlandse belangen wordt gepresenteerd als een manier om bij te dragen aan zowel meer welvaart en stabiliteit als minder migratie in de regio’s waar Nederland actief is. Deze redenering gaat echter voorbij aan de potentiële negatieve gevolgen van de voorgestelde aanpak.  

De focus op de belangen van Nederlandse handelsrelaties en het bedrijfsleven zonder stevige sociale randvoorwaarden zal juist bijdragen aan instabiliteit. Zoals het OECD-rapport States of Fragility 2025 benadrukt, is economische groei of exportgericht beleid op zichzelf onvoldoende om stabiliteit te waarborgen – zonder inclusieve maatregelen en conflictgevoelig beleid kunnen economische ingrepen sociale spanningen verergeren.

Als we de gevolgen van grondstoffenwinning negeren en te weinig investeren in onderwijs en maatschappelijke organisaties, die op hun beurt de belangen van burgers vertegenwoordigen, is het onwaarschijnlijk dat dit beleid op lange termijn stabiliteit brengt of migratie vermindert – zoals in de beleidsbrief wordt gesteld. Integendeel, het risico bestaat dat uitsluiting, ongelijkheid en instabiliteit toeneemt, waardoor juist méér mensen ontworteld raken.  

Afrika als groeimarkt? Beleid spreekt zichzelf tegen

Volgens pagina 4 van de beleidsbrief is “Nederland een handelsland bij uitstek. Onze welvaart is voor ruim een derde afkomstig van wat Nederlandse ondernemers in het buitenland verdienen. Dat willen we vooral zo houden, en het liefst nog uitbreiden. Daarvoor moeten we ook in groeimarkten investeren, zoals die in Afrika. Dat continent heeft een jonge en steeds beter opgeleide beroepsbevolking en beschikt over een rijkdom aan waardevolle grondstoffen.” 

De stelling dat Afrika een groeimarkt is vanwege een jonge, steeds beter opgeleide beroepsbevolking staat haaks op het besluit om de Nederlandse steun voor beroeps- en hoger onderwijs te beëindigen. Dit roept de vraag op: waarom worden goed opgeleide arbeidskrachten gezien als essentieel voor economische groei, terwijl er tegelijkertijd niet meer in hun ontwikkeling wordt geïnvesteerd? Hiermee stelt het beleid handelsbelangen op de korte termijn boven duurzame ontwikkeling. 

Daarnaast koppelt de beleidsbrief de aanwezigheid van waardevolle grondstoffen direct aan investeringskansen, zonder in te gaan op de complexe gevolgen van grondstoffenwinning in veel Afrikaanse landen. De “resourse curse” – waarbij natuurlijke rijkdommen in verdeelde samenlevingen juist leiden tot conflict, corruptie en de zelfverrijking van elites – blijft onbesproken. Dit gebrek aan nuance suggereert dat het kabinet grondstoffen veiligstellen belangrijker vindt dan het bevorderen van stabiliteit en inclusieve economische ontwikkeling.  

Het beleid is niet in lijn met duurzame ontwikkelingsdoelen 

“Nederland blijft zich inzetten voor de sociaaleconomische ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden. Ook helpen we mensen in nood. Deze inzet is in lijn met de duurzame ontwikkelingsdoelen,” aldus de beleidsbrief (pagina 3). 

De zeventien duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, waar minister Klever naar verwijst, omvatten veel meer dan alleen economische ontwikkeling en humanitaire hulp. Ze richten zich juist op duurzame ontwikkeling op de lange termijn en zijn bedoeld om in onderlinge samenhang te worden opgenomen in beleid.

Veel van Klevers plannen staan juist haaks op deze doelen en getuigen van een beperkte ‘pick and choose’ aanpak. Zo wil het kabinet stoppen met projecten gericht op gendergelijkheid, beroeps- en hoger onderwijs, en sport en cultuur. Ook vermindert het de inzet op klimaat. Alleen al deze bezuinigingen zijn in strijd met doel 4 (kwaliteitsonderwijs), doel 5 (gendergelijkheid) en doel 13 (klimaatactie). 

Internationale klimaatbeloften houden geen stand in beleid

Het nieuwe beleid stelt: “Nederland blijft zijn aandeel aan internationale klimaatfinanciering leveren” (pagina 16) en “Op het internationale toneel is en blijft Nederland een betrouwbare partner. Wij staan voor onze handtekening. Ook nu we moeten bezuinigen, komen we onze afspraken na.” (pagina 12). 

Hoewel Nederland zegt zich aan internationale klimaatafspraken te houden, ondermijnt het voorgestelde beleid deze afspraken juist. De voorgenomen halvering van de internationale klimaatsteun – van € 380-470 miljoen per jaar naar slechts € 200 miljoen – is in strijd met de toezeggingen die tijdens COP29 zijn gedaan. Daar spraken landen af de financiële steun aan ontwikkelingslanden juist te verhogen naar € 300 miljard in 2035. Nederland voert echter een aanzienlijke verlaging door.

In plaats van directe klimaatfinanciering, kiest Nederland ervoor om klimaatmaatregelen deels op te nemen in water- en voedselzekerheidsprogramma’s en meer private investeringen aan te trekken. Dit leidt echter niet tot een gelijkwaardige compensatie van de bezuinigingen.  

Deze koerswijziging schaadt niet alleen de meest kwetsbare landen, maar verzwakt ook de internationale positie van Nederland. Het ondermijnt de geloofwaardigheid van Nederland als betrouwbare partner – niet alleen op klimaatgebied, maar ook in bredere multilaterale onderhandelingen. Door bijvoorbeeld afspraken over klimaatfinanciering niet na te komen, zet Nederland zijn reputatie als betrouwbare speler in internationale samenwerking onder druk.  

‘Nederland eerst’ is een kortzichtige aanpak 

De ‘Nederland eerst’-benadering van het kabinet, gericht op eigen handelsbelangen en stabiliteit in landen rond Europa, is kortzichtig. Klimaatverandering, instabiliteit en pandemieën kennen geen grenzen. Door ontwikkelingsdoelen vooral via bedrijven te realiseren, worden de mensen in de meest kwetsbare posities over het hoofd gezien. Dit vergroot internationale ongelijkheid en verzwakt Nederland als betrouwbare partner in internationale samenwerking.